Agressie en intimidatie zijn niet normaal, maar lijken helaas wel steeds meer onderdeel te worden van het publieke debat. Hoewel de gevallen van intimidatie en bedreiging toenemen en ook steeds vaker in het nieuws komen, neemt het aantal meldingen en aangiftes af. Om die trend te doorbreken is een norm tegen agressie en intimidatie voor decentrale politieke ambtsdragers ontwikkeld.
Normstelling
Met het actief uitdragen van de norm laten burgemeesters en griffiers binnen en buiten de eigen gemeenten zien dat agressie en intimidatie onacceptabel gedrag is en dat dit wordt afgekeurd, tegen wie en waar het ook gebeurt. Niet voor niets staat centraal in de norm dat agressie en intimidatie niet normaal zijn en niet bij het politieke ambt horen. Door te melden, dragen bestuurders en volksvertegenwoordigers uit dat zij dit gedrag afkeuren. Melden helpt bij het krijgen van steun en bescherming na een incident, voor de ambtsdragers zelf, hun collega’s en familie. Zo blijven ze in gesprek over acceptabel en onacceptabel gedrag en kan er effectiever op daders gereageerd worden.
Voortouw
Burgemeesters en griffiers laten met steun aan de norm zien dat ze zelf het voortouw nemen in het melden van intimidatie en agressie. Hiermee moedigen ze wethouders, raadsleden en andere ambtsdragers aan om ook te melden. Zoals Sharon Dijksma na de beruchte galgtekening tegen het Algemeen Dagblad in oktober zei: “Doorgaans krijgen we het advies om stil te gaan zitten terwijl we geschoren worden. Om niets te doen dus. Maar ik vind dat we daardoor onvoldoende duidelijk maken dat bedreigingen alle perken te buiten gaat. Dat het voor bestuurders steeds moeilijker wordt hun werk te doen. Wie wil dit nog doen als het zo doorgaat?” In dit interview bespreken een griffier, een burgemeester en een gemeentesecretaris hun ervaringen met agressie en intimidatie en vertellen zij hoe de norm hiertegen gaat helpen.
Dorien van der Kamp, griffier Overbetuwe
Bij het uitdragen van de norm zie ik het grootste gevaar in de houding ‘het hoort er nu eenmaal bij’, zowel bij raadsleden zelf als bij de samenleving. Ik heb wel het idee dat het besef toeneemt dat het er niet bij hoort. Al hoor ik nog wel zaken als: ‘een inwoner mag best boos zijn’ of ‘het doet me niks’. En boos zijn mag natuurlijk ook, maar de scheidslijn tussen boos zijn en agressie is soms dun en wordt door iedereen anders ervaren. Het is belangrijk het onderscheid te maken. Daarom vind ik het goed om in een protocol op te nemen wat het verschil is tussen emotie en grensoverschrijdend gedrag. Het protocol van Overbetuwe is in de maak. We hebben besloten niet te spreken over een agressieprotocol, maar over een veiligheidsprotocol voor raads- burger- en collegeleden. Om niet het negatieve, maar het positieve te benadrukken.”
Jean Paul Gebben, burgemeester van Dronten, en Tineke van Lenthe, gemeentesecretaris Dronten
Burgemeester Jean Paul Gebben: “Er blijft altijd het risico dat we als samenleving de langzaam toenemende verruwing gaan accepteren. Het lijkt als die kikker in het water dat aan de kook geraakt; wat begint met een wellicht acceptabele verhoging van het stemvolume, wordt zomaar een schreeuwpartij. Wat begint als een klap op tafel, wordt zomaar een klap in het gezicht. Wat begint als een tegengeluid op social media, wordt zomaar een haatcampagne. De uitdaging zit hem in het moment waarin je aangeeft dat het niet meer acceptabel is, wanneer je gaat begrenzen, wanneer je tot hier en niet verder zegt, wanneer je aangifte doet. Dat gesprek is niet alleen iets van gemeentesecretaris en burgemeester samen, dat gesprek moeten we blijvend als samenleving voeren! We moeten tussen de stemverheffing en de klap op tafel die intimidatie en agressie stoppen. We hebben veel aandacht voor datgene wat zich op het topje van de ijsberg afspeelt, maar te weinig aandacht wat daar onder het maaiveld valt. En juist voor die gevallen, daar is deze collectieve norm zo goed voor.”