
Toen begin 2025 de Noord-Hollandse Norm Weerbare Overheid werd gelanceerd werd een stukje verderop hard gewerkt aan een andere provinciale norm. Deze zag op 3 maart 2025 het levenslicht in Lelystad. Daar vond op die datum de ondertekening plaats van de Flevolandse Norm 2.0. Zoals de naam al doet vermoeden, is deze norm een ‘doorstart’ van een eerdere versie. Een gesprek met burgemeester Jean Paul Gebben van gemeente Dronten (één van de aanjagers van dit onderwerp) en dijkgraaf Hetty Klavers van Waterschap Zuiderzeeland (één van de nieuwelingen aan boord van de Flevolandse Norm 2.0). Met de dijkgraaf spreken we en passant ook over het feit dat Zuiderzeeland het eerste waterschap is dat een weerbaarheidssessie van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur heeft gehad.
Waarom was het nodig een doorstart te maken met de Flevolandse Norm?
Burgemeester Gebben (Bgm): “Criminelen zijn net ondernemers. Ze zoeken het beste ondernemersklimaat, kijken waar zaken niet op orde zijn en gaan op zoek naar nieuwe manieren om hun doelen te verwezenlijken. Het speelveld verandert doorlopend en dan past het niet om achterover te gaan zitten. Een norm die je met elkaar afspreekt, is in die zin nooit af. Wat mij betreft is goed ook niet snel goed genoeg. Goed is de vijand van beter en beter is de vijand van best.”
Dat klinkt ambitieus!
Bgm: “Maar dat moet ook. Als je niets of te weinig doet ben je in feite facilitator van ondermijnende criminaliteit! Ik houd dat collega-bestuurders wel eens voor en dat komt dan behoorlijk binnen. Hoe dan ook, we kunnen niet tevreden zijn als we 80 of 90 procent op orde hebben. We willen als het even kan Nederlands kampioen worden en voor de 110 procent gaan. Niet voor niets zijn inmiddels ook het Openbaar Ministerie (OM), de politie en het waterschap bij de norm aangesloten.”
Dijkgraaf Klavers (Dg): “Met een strakke norm zorgen we er natuurlijk ook voor dat het bekende waterbedeffect tot een minimum wordt beperkt. De norm helpt ons zelfs de kleinste rimpeling te voorkomen.”
Wat kan het waterschap toevoegen?
Dg: “Onze buitendienstmedewerkers staan letterlijk met hun voeten in de klei. Zij komen in de verste uithoeken van de polder en zijn daarmee de oren en ogen in het buitengebied. Zij zijn het die bij een schuur in de buurt komen die er mogelijk verdacht uit ziet en daar melding van kunnen doen.”
Dat vraagt wel iets van de buitendienstmensen
Dg: “Zeker. We zijn ook bezig met een opleidingstraject om onze mensen de juiste bagage mee te geven: waar let je bijvoorbeeld precies op en wat doe je als je iets constateert dat niet pluis lijkt te zijn? Het Regionale Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) gaat ons hierbij helpen.”
Waar heeft Flevoland eigenlijk mee te maken als het gaat ondermijning?
Bgm: “Dat kan van alles zijn. Zorgfraude, postbusfraude en witwassen bijvoorbeeld. Of afrekeningen door middel van explosies, daarvan hebben we er in Dronten inmiddels ook een aantal gehad. De gemeente Urk heeft dan weer specifiek te maken met smokkel van cocaïne. Dat komt binnen via kotters die dat ‘oppikken’ van vistrawlers die het in pakketjes overboord gooien. Urk gaf aanvankelijk overigens aan dat ze het niet zouden gaan redden om aan de vernieuwde norm te voldoen. Maar dat is geen optie. Het moet, heb onder meer ikzelf gezegd. En anders gaan we jullie gewoon helpen. Dat is ook het mooie van deze norm en de samenwerking daarin. We houden als het moet elkaars hand vast. Zo kun je bergen verzetten. Wat daarin meehelpt is dat Flevoland in bestuurlijke zin vrij eenvoudig in elkaar steekt. Naast de commissaris van de Koning zijn er maar zes gemeenten en één waterschap.”
Kunnen jullie elkaar als bestuurders gemakkelijk opzoeken over zaken rond de norm?
Dg: “Als het nodig is, kunnen we elkaar altijd contacten. Daar is de norm echt wel drempelverlagend in. Ik bel wel eens met de burgemeester of met de commissaris als ik een casus heb waar ik op zit te kauwen. Het is fijn als je even met een ‘collega’ kunt sparren hoe je daarmee kunt omgaan.”
Hoe hebben jullie de (vernieuwde) norm vormgegeven?
Bgm: “Heel pragmatisch. We hebben gekeken wie waarover de meeste expertise in huis heeft en daar de uitwerking op afgestemd. Zo heeft de gemeente Urk het onderwerp maatschappelijke onrust uitgewerkt, de gemeente Noordoostpolder cyber en wij bij de gemeente Dronten georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Door mijn ervaring met de strijd tegen georganiseerde criminaliteit in eerdere functies (Gebben was eerder onder meer burgemeester van Renkum waar hij dit onderwerp hoog op de agenda hield, red.) heb ik daar veel aan kunnen bijdragen.”
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de 1.0- en de 2.0-versie van de norm?
Bgm: “Dat is een goede vraag. Er zijn best veel aanpassingen, maar ik kan er wel een aantal noemen. We gaan onder meer kijken hoe we meer gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die de Wet Bibob biedt. We hebben de basis op orde (dat was de vereiste voor de 1.0-versie, red.) en willen nu vaker tips met elkaar gaan uitwisselen. Zo zou het OM ons kunnen wijzen op het feit dat wij een vergunning hebben verstrekt aan een ‘dubieuze’ partij en dat het kan lonen om die vergunning door de Bibob-molen te halen. Een ander voorbeeld is dat we de krachten willen bundelen bij onder meer ondermijningscontroles. Nu heeft elke gemeente nog een eigen team dat dit soort controles doet. Een districtelijk team zou voor meerdere gemeenten aan de slag kunnen, wat effectiever en efficiënter is. In de vernieuwde norm is er ook meer focus op mensenhandel en arbeidsuitbuiting.”
Als nieuwe partner lijkt het me best lastig om hier direct aansluiting in te vinden.
Dg: “Daarom doen we dat ook in stappen, net als de andere nieuwe partners zoals het OM en de politie. Wij zorgen dat we eerst aan de 1.0-versie van de norm gaan voldoen. Dat betekent dat we nu aan de slag gaan in onze interne organisatie. We werken daarbij onder meer aan bewustwording van de norm bij onze mensen en aan verankering ervan in onze processen. De basis op orde dus.”
De norm gaat ook over agressie en intimidatie. Rond dat onderwerp hebben veel gemeenten en provincies al een weerbaarheidssessie van het Ondersteuningsteam Weerbaar Bestuur on Tour gehad. Nu zijn ook de waterschappen voor deze tour aan de beurt. Waterschap Zuiderzeeland zit in de pilotgroep voor deze sessies en mocht op 13 mei 2025 als eerste waterschap het Ondersteuningsteam ontvangen.
Waarom heeft u als dijkgraaf uw hand gestoken voor de pilot?
Dg: “Heel simpel: ik vind dit een belangrijk onderwerp. Weerbare democratie is één van mijn speerpunten en ik laat me graag professioneel bijstaan als het hierover gaat. Ik snap best dat mensen boos kunnen worden, maar er zijn wel grenzen. En boosheid moet je op een gegeven moment kunnen begrenzen. De norm geeft hierin houvast en het is fijn dat het ministerie van BZK en het Netwerk Weerbaar Bestuur hier ook een instrumentenkist voor hebben. Op wat uitzonderingen na – één van onze bestuurders is lastig gevallen na het stopzetten van een subsidie (hier ging een boete voor een overtreding aan vooraf, red.) – valt het met agressie en intimidatie overigens nog mee bij ons. Maar juist daarom is de sessie die we met het Ondersteuningsteam hebben zo relevant. De problematiek is nu nog klein en daardoor makkelijker te keren.”
Hoe heeft u de sessie met het Ondersteuningsteam ervaren?
Dg: “De sessie is bijzonder goed bevallen. Dat komt niet alleen door de inhoud, maar ook door de aanpak en het gesprek dat we hadden. Het was goed om te zien dat integer bestuur als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en dus een collectief goed werd neergezet. En dat het dus de individuele verantwoordelijkheid ontstijgt. Ik ben heel blij dat wij mee hebben kunnen doen aan deze pilot.”
Gaat u hierover ook in gesprek met andere waterschappen?
Dg: “Zeer zeker. Dat geldt overigens ook voor de norm. We gaan wel eerst wat vlees op de botten laten groeien voordat ik hiermee de boer op ga. Maar als we wat ervaring hebben kunnen opdoen, ga ik dit absoluut op de agenda zetten in mijn overleggen met de andere dijkgraven.”
Heeft het gebruik van een provinciebrede norm eigenlijk al effect gehad?
Bgm: “Dat is een interessante. Ik zou zeggen van wel. Maar omdat het resultaat eigenlijk iets is dat er niet is – het idee is natuurlijk dat je allerlei onwelkome zaken voorkomt – is dat ingewikkeld tastbaar te maken. Dat heb ik in mijn gemeente ook wel aan ‘de voorkant’ gemerkt: hoe investeer je in iets dat je niet ziet en dat er ook niet komt? Dat is lastig en daar heb ik in de raad aanvankelijk de nodige discussies over gehad. Om het toch concreet te maken met een voorbeeld: de norm heeft ervoor gezorgd dat alle horecagelegenheden – dus ook de droge gelegenheden waar geen alcohol wordt geschonken – nu ‘Bibobbaar’ zijn. We zien daardoor nu minder zaken dan voorheen waar we zogezegd de wenkbrauwen bij optrekken. Al met al goede ontwikkelingen die veelbelovend zijn voor de 2.0-versie.”